Hoeveel schenkingsrechten in het Brussels Hoofdstedelijk gewest?

U wilt (on)roerende goederen of uw onderneming wegschenken. Hoeveel schenkbelasting dient daarop betaald te worden in het Brussels Hoofdstedelijk gewest? Wat zijn uw optimalisatiemogelijkheden?

Hoeveel schenkingsrechten in het Brussels Hoofdstedelijk gewest?

I. Grondslag en waardering

In principe worden de schenkingsrechten berekend op de verkoopwaarde van de geschonken goederen, zonder aftrek van eventuele kosten of schulden (art. 133, lid 1 Br.W.Reg.). Als uitzondering hierop wordt er in een aantal gevallen een andere waarde in aanmerking genomen of gelden er speciale regels, met name bij een schenking (art. 133, lid 2-9 Br.W.Reg.):

·        met last;

·        van vruchtgebruik of blote eigendom;

·        van beursgenoteerde aandelen;

·        van periodieke renten;

·        onder voorwaarde

Toelichting 

In de praktijk betaalt de schenker vaak ook de schenkingsrechten en de bijkomende (notaris)kosten. Deze betaling wordt op fiscaal vlak niet beschouwd als een bijkomende schenking, en is dus niet onderworpen aan de schenkingsrechten, op voorwaarde dat dit uitdrukkelijk in de notariële schenkingsakte (notariële schenking) of in het bewijsdocument (hand- of bankgift) vermeld wordt (beslissing van 27.01.1934, Rec. gén. enr. not. 1934, nr. 17.373).

1. Last

Ten gunste van de schenker

Deze last heeft geen invloed op de waardering van de schenking. De schenkingsrechten worden geheven op de verkoopwaarde van het geschonken goed, zonder aftrek van de last. Op de last zelf moet de schenker geen schenkingsrechten betalen (art. 133, lid 1 Br.W.Reg.).

Voorbeeld

Ouders schenken aan hun zoon een appartement ter waarde van € 300.000 en een som geld van € 200.000 onder last hen een jaarlijkse rente van € 10.000 toe te kennen tot aan hun overlijden (de ouders zijn reeds 85 jaar oud). De zoon moet schenkingsrechten betalen over € 500.000 (€ 300.000 aan onroerende goederen en € 200.000 aan roerende goederen). Op de jaarlijkse rente moeten de ouders niets betalen.

Ten gunste van een derde

In principe heeft deze last geen invloed op de schenkingsrechten (art. 133, lid 1 Br.W.Reg.). Gaat het echter om een last bestaande uit een som, een periodieke rente of een pensioen, die onder kosteloze titel in het voordeel van een derde bedongen wordt (die deze aanvaardt), dan wordt de last afgetrokken van het aandeel van de begiftigde en wordt ze belast als een schenking in hoofde van de derde in wiens voordeel ze bedongen werd. Het tarief van de schenkingsrechten die deze derde op de last verschuldigd is, hangt af van de aard van de initieel geschonken goederen (roerend of onroerend) en de verwantschapsband tussen deze derde en de initiële schenker. Omvat de initiële schenking zowel onroerende als roerende goederen, dan moet de last, voor de heffing van de schenkingsrechten, evenredig omgedeeld worden (art. 134 Br.W.Reg.).

Voorbeeld

Ouders schenken aan hun zoon een appartement ter waarde van € 300.000 en een som geld van € 200.000 onder last aan zijn gehandicapte zus (van 58 jaar) jaarlijks € 20.000 toe te kennen tot aan haar overlijden. De waarde van deze jaarlijkse uitkering bedraagt € 220.000 (20.000 x 11) (V 10330). Dit bedrag moet als volgt omgedeeld worden: voor 60% op de onroerende goederen (het appartement) en voor 40% op de roerende goederen (de som geld).

De verschillende grondslagen voor de heffing van de schenkbelasting zien er dan als volgt uit:

Voor de zoon: € 168.000 (300.000 - (220.000 x 60%)) aan onroerende goederen en € 112.000 (200.000 - (220.000 x 40%)) aan roerende goederen.

Voor de zus: € 132.000 (220.000 x 60%) aan onroerende goederen en € 88.000 (220.000 x 40%) aan roerende goederen.

 

2. Vruchtgebruik

a. Onroerende goederen

Levenslang

Gaat het om een schenking van het vruchtgebruik dat gevestigd is op het leven van de schenker, de begiftigde of een derde, dan wordt de waarde ervan in principe vastgesteld aan de hand van de volgende formule (art. 133, lid 3 en 47, lid 1 Br.W.Reg.):

Waarde vruchtgebruik = jaarlijkse bruto-opbrengst van het goed x leeftijdscoëfficiënt

Leeftijd (in jaren)*

Coëfficiënt

Leeftijd (in jaren)*

Coëfficiënt

20 of minder

18

60 tot 65

9,5

20 tot 30

17

65 tot 70

8

30 tot 40

16

70 tot 75

6

40 tot 50

14

75 tot 80

4

50 tot 55

13

80 of meer

2

55 tot 60

11

   

*Van degene op wiens hoofd het vruchtgebruik gevestigd is, op datum van de schenking.

De aldus verkregen waarde moet in het voorkomende geval beperkt worden tot 4/5 van de waarde van de volle eigendom van het goed (art. 47, lid 3 Br.W.Reg.).

Toelichting

a. Is het vruchtgebruik gevestigd op het hoofd van twee of meer personen, dan wordt er rekening gehouden met de leeftijd van de jongste persoon (art. 50 Br.W.Reg.).

b. Wanneer er geen jaarlijkse bruto-opbrengst is, moet men de huurwaarde van het betrokken goed in aanmerking nemen (art. 47, lid 1 Br.W.Reg.).

Voorbeeld

Een man schenkt zijn 28-jarige vriendin het vruchtgebruik (gevestigd op haar hoofd) van een appartement met een jaarlijkse bruto-opbrengst van € 8.500. De waarde van het vruchtgebruik bedraagt aldus € 144.500 (8.500 x 17). Bedraagt de verkoopwaarde van (de volle eigendom van) het appartement echter minder dan € 180.625 (144.500 x 5/4), dan moet de waarde van het vruchtgebruik beperkt worden tot 4/5 van de verkoopwaarde.

Vaste termijn

Gaat het om een schenking van een vruchtgebruik dat gevestigd is voor een bepaalde termijn, dan wordt de waarde ervan in principe vastgesteld aan de hand van de volgende formule (art. 133, lid 3 en 47, lid 2 Br.W.Reg.):

Waarde vruchtgebruik = jaarlijkse bruto-opbrengst van het goed x gekapitaliseerde termijn van het vruchtgebruik

Termijn (in jaren)

Gekapitaliseerde termijn

Termijn (in jaren)

Gekapitaliseerde termijn

1

0,961538

16

11,652295

2

1,886094

17

12,165668

3

2,775090

18

12,659296

4

3,629894

19

13,133938

5

4,451821

20

13,590325

6

5,242136

21

14,029159

7

6,002054

22

14,451114

8

6,732744

23

14,856840

9

7,435331

24

15,246961

10

8,110895

25

15,622078

11

8,760476

26

15,982767

12

9,385073

27

16,329584

13

9,985647

28

16,663061

14

10,563122

29

16,983712

15

11,118387

30

17,292031

Er geldt echter een dubbele beperking. De aldus verkregen waarde moet in het voorkomende geval beperkt worden tot 4/5 van de waarde van de volle eigendom van het goed (art. 47, lid 3 Br.W.Reg.). Daarnaast mag de aldus verkregen waarde niet meer bedragen dan de waarde die men zou verkrijgen indien het om een levenslang vruchtgebruik zou gaan (art. 47, lid 2 Br.W.Reg.).

Voorbeeld

Een man schenkt zijn 58-jarige vriendin het vruchtgebruik, voor een termijn van 20 jaar, van een appartement met een jaarlijkse bruto-opbrengst van € 8.500. De waarde van het vruchtgebruik bedraagt aldus € 115.517,76 (8.500 x 13,590325). Deze waarde moet echter beperkt worden tot € 93.500 (8.500 x 11), zijnde de waarde die men zou verkrijgen indien het om een levenslang vruchtgebruik ging.

b. Roerende goederen

Levenslang

Gaat het om een schenking van het vruchtgebruik dat gevestigd is op het leven van de schenker, de begiftigde of een derde, dan wordt de waarde ervan vastgesteld aan de hand van de volgende formule (art. 133, lid 4 Br.W.Reg.):

Waarde vruchtgebruik = waarde volle eigendom x 4% x leeftijdscoëfficiënt

Toelichting 

Voorbeeld

Een man schenkt zijn 28-jarige vriendin het vruchtgebruik (gevestigd op haar hoofd) van een set juwelen met een verkoopwaarde (volle eigendom) van € 50.000. De waarde van het vruchtgebruik bedraagt aldus € 34.000 (50.000 x 4% x 17).

Vaste termijn 

Gaat het om een schenking van een vruchtgebruik dat gevestigd is voor een bepaalde termijn, dan wordt de waarde ervan in principe vastgesteld aan de hand van de volgende formule (art. 133, lid 5 Br.W.Reg.):art. 133, lid 5 Br.W.Reg.

Waarde vruchtgebruik = waarde volle eigendom x 4% x gekapitaliseerde termijn van het vruchtgebruik

De aldus verkregen waarde wordt in het voorkomende geval beperkt tot de waarde die men zou verkrijgen indien het om een levenslang vruchtgebruik zou gaan.

Toelichting 

Voorbeeld

Een man schenkt zijn 58-jarige vriendin het vruchtgebruik, voor een termijn van 20 jaar, van een set juwelen met een verkoopwaarde (volle eigendom) van € 50.000. De waarde van het vruchtgebruik bedraagt aldus € 27.180,65 (50.000 x 4% x 13,590325). Deze waarde moet echter beperkt worden tot € 22.000 (50.000 x 4% x 11), zijnde de waarde die men zou verkrijgen indien het om een levenslang vruchtgebruik ging.

3. Blote eigendom

Behoud vruchtgebruik door de schenker

Gaat het om de schenking van de blote eigendom waarbij het vruchtgebruik door de schenker behouden wordt, dan zijn de schenkingsrechten steeds verschuldigd over de verkoopwaarde van de volle eigendom van de geschonken onroerende (art. 133, lid 3 en art. 48 Br.W.Reg.) en roerende (art. 133, lid 6 Br.W.Reg.) goederen.

Toelichting 

Op de eventuele latere schenking van het vruchtgebruik aan de blote eigenaar zijn geen schenkingsrechten meer verschuldigd.

 

Behoud vruchtgebruik door een derde

Gaat het om de schenking van de blote eigendom waarbij het vruchtgebruik door een derde behouden wordt, dan wordt de waarde van de blote eigendom bepaald aan de hand van de volgende formule:

Waarde blote eigendom = waarde volle eigendom - waarde vruchtgebruik

Toelichting

a. Deze bepaling geldt zowel voor onroerende (art. 133, lid 3 Br.W.Reg.) als voor roerende goederen (art. 133, lid 7 Br.W.Reg.).

b. Voor onroerende goederen wordt de waarde van het vruchtgebruik berekend overeenkomstig de regels die van toepassing zijn op een levenslang vruchtgebruik of op een vruchtgebruik voor een bepaalde termijn.

c. Voor roerende goederen wordt de waarde van het vruchtgebruik berekend overeenkomstig de regels die van toepassing zijn op een levenslang vruchtgebruik of op een vruchtgebruik voor een bepaalde termijn.

 

4. Diverse

Beursgenoteerde aandelen

De waardering gebeurt aan de hand van de beurswaarde op datum van de laatste dag van de maand vóór de maand waarin de schenking plaatsvindt. Als er op die datum geen notering is, geldt de beurswaarde op de eerstvolgende dag waarop er opnieuw een notering wordt vastgesteld (art. 133, lid 2 Br.W.Reg.).

Toelichting Onder beurswaarde wordt verstaan, de slotkoers zoals vastgesteld op basis van de koersinformatie gepubliceerd door de betrokken beurs of, bij gebrek hieraan, door de gespecialiseerde media (art. 133, lid 2 Br.W.Reg.).

 

Renten

Altijddurende renten worden gewaardeerd tegen twintigmaal het jaarlijkse bedrag van de uitkering (art. 133, lid 9 Br.W.Reg.). Lijfrenten en levenslange pensioenen worden gewaardeerd aan de hand van de volgende formule (art. 133, lid 8 Br.W.Reg.):

Aan te geven waarde = jaarlijks bedrag van de uitkering x leeftijdscoëfficiënt van de begiftigde

Toelichting 

Voorwaarde

Bij een schenking onder opschortende voorwaarde zijn de schenkingsrechten pas verschuldigd bij vervulling van de voorwaarde. Een speciaal geval vormt de schenking van roerende goederen onder een opschortende voorwaarde die vervuld wordt door het overlijden van de schenker. Om misbruiken te voorkomen worden deze schenkingen beschouwd als een legaat. Er zijn aldus, bij de vervulling van de voorwaarde (zijnde het overlijden van de schenker), geen schenkingsrechten, maar successierechten verschuldigd (art. 4, lid 1, 3° Br.W.Succ.) (V 6130).

Bij een schenking onder ontbindende voorwaarde (V 8740) zijn de schenkingsrechten meteen verschuldigd. Gaat de voorwaarde later in vervulling (en wordt de schenking dus ontbonden), dan is er geen teruggave van de schenkingsrechten mogelijk.

 

II. Tarief

A. Algemeen tarief

Voor de heffing van de schenkingsrechten worden tarieven gehanteerd die afhangen van:

·        de verwantschaps- of samenlevingsband tussen de schenker en de begiftigde;

·        de aard van het geschonken goed (roerend of onroerend).

a. Bloedverwanten in rechte lijn, echtgenoten en wettelijk samenwonenden

Beoogde personen

De bloedverwanten in rechte lijn zijn:

·        de kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen;

·        de ouders, grootouders en overgrootouders;

·        de adoptiekinderen en adoptieouders.

De echtgenoten zijn de personen die verbonden zijn door het huwelijk, en de wettelijk samenwonenden zijn degenen die een verklaring van wettelijke samenwoning afgelegd hebben (art. 131, §1, lid 3 Br.W.Reg.).

Toelichting 

a. Gewoon geadopteerde kinderen worden slechts onder een van de volgende voorwaarden gelijkgesteld met bloedverwanten in rechte lijn (art. 132-2 Br.W.Reg):

· wanneer het adoptiekind een kind is van de echtgenoot van de adoptant (stiefouderadoptie);

· wanneer, op het ogenblik van de adoptie, het adoptief kind onder de voogdij was van de openbare onderstand of van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of wees van een voor België gestorven vader of moeder;

· wanneer het adoptiekind, vóór de leeftijd van 21 jaar, gedurende zes achtereenvolgende jaren hoofdzakelijk van de adoptant of van de adoptant en diens echtgenoot samen, dan wel van de adoptant en de persoon met wie hij samenwoont tezamen, de hulp en verzorging gekregen heeft die kinderen normaal van hun ouders krijgen (caritatieve adoptie);

· wanneer de adoptie gedaan werd door een persoon van wie alle afstammelingen voor België gestorven zijn.

b. Stiefkinderen worden niet gelijkgesteld met bloedverwanten in rechte lijn. Zij vallen dus onder het tarief voor ‘anderen’.

Tarief

Voor roerende goederen geldt er een vlak tarief van 3% (art. 131, §2, lid 1, 1° Br.W.Reg.).

Voor onroerende goederen gelden de volgende progressieve tarieven, die individueel bepaald worden (art. 131, §1, tabel I, Br.W.Reg.):

Gedeelte van het brutoaandeel

Tarief

€ 0 tot € 150.000

3%

€ 150.000 tot € 250.000

9%

€ 250.000 tot € 450.000

18%

€ 450.000 en meer

27%

Voorbeeld

Ouders schenken samen een appartement ter waarde van € 500.000 aan hun zoon. De te betalen rechten bedragen € 27.000 (13.500 x 2 (deel vader en deel moeder)).

b. Anderen

Voor roerende goederen geldt er een vlak tarief van 7% (art. 131, §2, lid 1, 2° Br.W.Reg.).

Voor onroerende goederen gelden de volgende progressieve tarieven, die individueel bepaald worden (art. 131, §1 tabel II, Br.W.Reg.):

Gedeelte van het brutoaandeel

Tarief

€ 0 tot € 150.000

10%

€ 150.000 tot € 250.000

20%

€ 250.000 tot € 450.000

30%

€ 450.000 en meer

40%

Voorbeeld

Een alleenstaande man schenkt een woning ter waarde van € 600.000 aan zijn drie neefjes. Iedere neef moet € 25.000 schenkingsrechten betalen.

 

B. Verlaagde tarieven, vrijstellingen en verminderingen

Naast de algemene tarieven bestaan er de volgende verlaagde tarieven, vrijstellingen en verminderingen:

·        familiale onderneming;

·        kinderlast;

·        overheden, instellingen en goede doelen.

1. Familiale onderneming

Principe

De schenking van een familiale onderneming (eenmanszaak of vennootschap) kan onder bepaalde voorwaarden plaatsvinden met vrijstelling van schenkingsrechten, ongeacht de hoedanigheid van de begiftigde.

Toelichting 

Dit gunstregime heeft als doel de opvolging in familiebedrijven te stimuleren om op die manier de continuïteit te garanderen.

Beoogde activa

De activa die in aanmerking komen voor de vrijstelling zijn de volgende (art. 140/1, §1, lid 1 Br.W.Reg.):

·        voor een eenmanszaak: de beroepsmatige goederen (onroerende goederen die hoofdzakelijk voor bewoning bestemd zijn, komen niet in aanmerking voor de vrijstelling);

·        voor een vennootschap: de aandelen uitgegeven door de betrokken vennootschap.

Toelichting 

a. De activa die zijn ingebracht of toegevoegd in het jaar dat de schenking voorafgaat, komen niet in aanmerking voor de gunstregeling (art. 140/1, §4 Br.W.Reg.).

b. Het kan gaan om zowel de volle eigendom, de blote eigendom als het vruchtgebruik (art. 140/1, §1, lid 1 Br.W.Reg.).

c. Onder aandelen verstaat men: elke deelbewijs met stemrecht dat een deel van het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigt, alsook de certificaten van aandelen (art. 140/1, §2, 3° Br.W.Reg.).

 

Voorwaarden

Eenmanszaak 

Voor een eenmanszaak zijn de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de vrijstelling de volgende (art. 140/1, §2, 1° Br.W.Reg.):

1.      Uitoefening van een ‘toegelaten activiteit’: het moet gaan om een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwbedrijf of een vrij beroep;

2.     Uitoefening van de activiteit in de Europese Economische Ruimte (EER);

3.     Persoonlijke exploitatie: de onderneming moet door de schenker en/of zijn partner (echtgenoot of samenwonende), eventueel samen met anderen, persoonlijk geëxploiteerd worden.

Toelichting 

a. Onder ‘partner’ verstaat men de persoon die op de dag van de schenking met de schenker gehuwd of wettelijk samenwonend was.

b. Op het moment van registratie van de schenkingsakte moet men een attest voorleggen waarin er bevestigd wordt dat er voldaan is aan de gestelde voorwaarden. Wordt dit attest niet voorgelegd bij de registratie, dan zijn in eerste instantie de gewone schenkingsrechten verschuldigd, en kan men later teruggave bekomen op voorwaarde dat het attest binnen het jaar na de betaling van de belasting voorgelegd wordt (art. 140/6, Br.W.Reg.).

 

Vennootschap 

Voor een vennootschap zijn de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de vrijstelling de volgende (art. 140/1, §1, 2° Br.W.Reg.):

1.      Uitoefening van een ‘toegelaten activiteit’ (zie eenmanszaak);

2.     Zetel van werkelijke leiding in de Europese Economische Ruimte (EER);

3.     Reële economische activiteit: enkel vennootschappen met een reële economische activiteit komen in aanmerking voor de vrijstelling.

Een vennootschap wordt geacht (weerlegbaar vermoeden) geen economische activiteit te hebben wanneer gedurende minstens één van de drie boekjaren vóór de schenking blijkt dat:

a.     de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen minder dan 1,50% uitmaken van het totale actief; en

b.     de terreinen en gebouwen meer dan 50% uitmaken van het actief.

4.     Minimumparticipatie: de aandelen van de vennootschap moeten, op het ogenblik van de schenking, voor minstens 50% in volle eigendom toebehoren aan de schenker en/of zijn familie. Hebben de schenker en/of zijn familie minstens 30% van de aandelen in volle eigendom, dan komt de vennootschap eveneens in aanmerking voor de vrijstelling, op voorwaarde dat de schenker en/of zijn familie:

a.     gezamenlijk met één andere aandeelhouder en zijn familie volle eigenaar zijn van minstens 70% van de aandelen van de vennootschap; ofwel

b.     gezamenlijk met twee andere aandeelhouders en hun familie volle eigenaar zijn van minstens 90% van de aandelen van de vennootschap.

Toelichting 

a. Onder ‘familie’ van de schenker of aandeelhouder verstaat men: de partner, de zijverwanten in rechte lijn (alsook hun partner), de zijverwanten tot en met de tweede graad (alsook hun partner) en de kinderen van broers en zussen (art. 140/1, §2, 4° Br.W.Reg.).

b. Onder bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen verstaat men de waarde opgenomen onder de gelijknamige post (62) van de resultatenrekening van de jaarrekening of onder een soortgelijke post van de geconsolideerde jaarrekening (art. 140/1, §2, lid 2, a Br.W.Reg.).

c. Onder terreinen en gebouwen verstaat men de waarde opgenomen onder de gelijknamige post (22) van de resultatenrekening van de jaarrekening of onder een soortgelijke post van de geconsolideerde jaarrekening (art. 140/1, §2, lid 2, b Br.W.Reg.).

d. Holdingvennootschappen komen onder bepaalde voorwaarden ook (gedeeltelijk) in aanmerking voor het gunstregime, namelijk wanneer ze zelf (actieve holding) of via minstens één directe dochtervennootschap (waarin ze minstens 30% van de aandelen aanhouden) (passieve holding) aan de activiteitsvoorwaarde voldoen (art. 140/1, §2, 2° Br.W.Reg.). In hoofde van de passieve holding wordt het verlaagd tarief slechts proportioneel toegekend (art. 140/1, §3 Br.W.Reg.).

e. Op het moment van registratie van de schenkingsakte moet men een attest voorleggen waarin er bevestigd wordt dat er voldaan is aan de gestelde voorwaarden. Wordt dit attest niet voorgelegd bij de registratie, dan zijn in eerste instantie de gewone schenkingsrechten verschuldigd, en kan men later teruggave bekomen op voorwaarde dat het attest binnen het jaar na de betaling van de belasting voorgelegd wordt (art. 140/6, Br.W.Reg.).

f. Wat betreft de participatievoorwaarde komen de aandelen die toebehoren aan rechtspersonen niet in aanmerking om te worden samengeteld met de aandelen die toebehoren aan de schenker (art. 140/1, §1, lid 3 Br.W.Reg.).

Voorbeelden - Reële economische activiteit

Voorbeeld 1

Post

Bedrag

Totaal actief (post 20/58)

1.500.000

Bezoldigingen, sociale lasten, pensioenen (post 62 resultatenrekening)

20.000

Terreinen en gebouwen (post 22)

800.000

De bezoldigingen, sociale lasten en pensioen maken een percentage gelijk of lager dan 1,50% uit van de totale activa (20.000/1.500.000 = 1,33%).

De terreinen en gebouwen maken meer dan 50% uit van het totale actief (800.000/1.500.000 = 53,33%).

De vennootschap wordt dus geacht géén economische activiteit te hebben. Men kan dit vermoeden weerleggen door bv. aan te tonen dat de onroerende goederen die zich in de vennootschap bevinden aangewend worden voor de economische activiteit van de vennootschap (en dus geen privaat patrimonium vormen).

Voorbeeld 2

Post

Bedrag

Totaal actief (post 20/58)

1.500.000

Bezoldigingen, sociale lasten, pensioenen (post 62 resultatenrekening)

200.000

Terreinen en gebouwen (post 22)

500.000

De bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen maken 13,33% uit van de totale activa (200.000/1.500.000).

De terreinen en gebouwen maken 33,33% uit van de totale activa (500.000/1.500.000)

De vennootschap wordt dus geacht een economische activiteit te hebben.

Formaliteiten

De schenking moet gebeuren door middel van een notariële akte (V 8820). De betrokken partijen moeten hierin uitdrukkelijk om de toepassing van de vrijstelling verzoeken. In deze akte moeten de volgende gegevens vermeld worden (art. 140/3 Br.W.Reg.):

·        de benaming en het ondernemingsnummer van de familiale onderneming of familiale vennootschap waarvoor de vrijstelling gevraagd wordt;

·        hetzij de activa van de familiale onderneming met een duidelijke omschrijving en verwijzing naar de boekhouding en, als het onroerende goederen betreft, de vermelding of ze al dan niet hoofdzakelijk voor bewoning worden aangewend of bestemd;

·        hetzij het aantal aandelen en de precieze aard van alle aandelen van een familiale vennootschap met enerzijds de vermelding van het aantal aandelen dat in het bezit was van de schenker en van andere bij naam te noemen medeaandeelhouders, en anderzijds de aard van het zakelijk recht dat de schenker en andere bij naam te noemen personen bezitten.

Behoud van de vrijstelling

Het is niet voldoende dat men op het ogenblik van de schenking voldoet aan de voorwaarden voor de vrijstelling. Men moet immers ook nadien nog voldoen aan een aantal voorwaarden.

Voor een eenmanszaak gaat het om de volgende voorwaarden (art. 140/2, §1 Br.W.Reg.):

1.      Voortzetting van de onderneming: na de schenking moet de onderneming gedurende ten minste drie jaar voortgezet worden;

2.     Verbod tot bewoning: de onroerende goederen die geschonken werden met vrijstelling van schenkingsrechten mogen, gedurende een periode van drie jaar vanaf de datum van de authentieke akte, niet hoofdzakelijk voor bewoning aangewend worden.

Voor een vennootschap gaat het om de volgende voorwaarden (art. 140/2, §2 Br.W.Reg.):

1.      Voortzetting van de onderneming (zie eenmanszaak);

2.     Behoud van het kapitaal: het kapitaal van de vennootschap mag, gedurende de eerste drie jaar vanaf de datum van de authentieke akte, niet door uitkering of terugbetalingen dalen. Wordt er een daling vastgesteld, dan zal in die verhouding het gewone tarief verschuldigd zijn (art. 140/5, §2, lid 2 Br.W.Reg.);

3.     Opmaak (en presentatie) van de jaarrekening: de vennootschap moet, gedurende de eerste drie jaar vanaf de datum van de authentieke akte, een jaarrekening opmaken en deze in het voorkomende geval publiceren overeenkomstig de boekhoudwetgeving van de bevoegde lidstaat;

4.     Behoud van de zetel van werkelijke leiding binnen de EER gedurende drie jaar vanaf de datum van de authentieke akte.

Toelichting

a. Vóór de 500ste dag die volgt op de datum van de notariële akte van schenking moeten de begiftigden een attest, afgeleverd door de Administratie, bezorgen aan de ontvanger van de schenkingsrechten waarin bevestigd wordt dat de vereiste voorwaarden vervuld waren gedurende de eerste 365 dagen die op de datum van de notariële akte van schenking volgden. Eenzelfde attest moet bezorgd worden vóór de 865ste dag, met betrekking tot de periode tussen de 366ste dag en de 730ste dag die op de datum van de notariële akte van schenking volgden (art. 140/6, §2 Br.W.Reg.).

b. Na verloop van de termijn van drie jaar vanaf de datum van de notariële akte van schenking, controleert de Administratie of de voorwaarden voor het behoud van de vrijstelling vervuld zijn (art. 140/5, §1, lid 1 Br.W.Reg.).

 

2. Diverse

Kinderlast

Schenkingen van onroerende goederen aan personen met minstens drie kinderen van minder dan 21 jaar ten laste geven recht op een vermindering van de schenkingsrechten. Deze vermindering bedraagt in principe 2% per kind, met een maximum van € 62 per kind. Gaat het om een schenking tussen partners (echtgenoten of wettelijk samenwonenden), dan bedraagt deze vermindering 4% per kind dat minder dan 21 jaar is, met een maximum van € 124 per kind (art. 135 Br.W.Reg.).

Toelichting

a. Ook adoptiekinderen komen in aanmerking. Diegenen die het voorwerp uitmaakten van een ‘gewone’ adoptie moeten zich ten opzichte van de begiftigde bevinden in één van de vier uitzonderingsgevallen (art. 1322 Br.W.Reg).

b. Het verwekt kind wordt met een kind gelijkgesteld indien het levensvatbaar geboren wordt (art. 135, lid 3 Br.W.Reg.).

c. Onder partners verstaat men gehuwden en wettelijk samenwonenden (art. 135, lid 2 Br.W.Reg.).

 

Overheden, instellingen en goede doelenSchenkingen (van roerende en onroerende goederen) aan de volgende overheden, instellingen en goede doelen kunnen plaatsvinden aan verlaagde tarieven (art. 140 Br.W.Reg.):

Tarief

Begiftigde

6,6%

(art. 140, lid 1, 1° Br.W.Reg.)

·        gemeenten gelegen in het Brussels Hoofdstedelijk gewest en hun openbare instellingen;

·        de door de Brusselse gewestelijke huisvestingsmaatschappij erkende maatschappijen;

·        de coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk gewest;

·        intercommunales van het Brussels Hoofdstedelijk gewest;

·        stichtingen van openbaar nut.

7%

(art. 140, lid 1, 2° Br.W.Reg.)

·        VZW’s;

·        ziekenfondsen en landsbonden van ziekenfondsen;

·        beroepsverenigingen en internationale VZW’s;

·        private stichtingen.

 

Toelichting 

Deze gunsttarieven zijn eveneens toepasselijk op gelijkaardige rechtspersonen die opgericht zijn volgens en onderworpen zijn aan de wetgeving van een lidstaat van de EER, en die bovendien hun statutaire zetel, hun hoofdbestuur of hun hoofdvestiging binnen de EER hebben (art. 140, lid 2 Br.W.Reg.).

 

C. Progressievoorbehoud

Algemeen

Schenkt men een onroerend goed, dan wordt er in principe rekening gehouden met de onroerende schenkingen, tussen dezelfde partijen gedaan, die dagtekenen van minder dan drie jaar vóór de datum van de nieuwe schenking en die vóór laatstgenoemde datum geregistreerd werden of verplicht registreerbaar geworden zijn. Deze schenkingen worden dus bij de belastbare grondslag van de nieuwe schenking gevoegd om de tariefschijf te bepalen waartegen de nieuwe schenking belast moet worden.

Toelichting

a. De vroegere schenkingen worden niet opnieuw belast. Deze tellen dus enkel mee om het toepasselijk percentage, dat toegepast moet worden op de nieuwe schenking, te bepalen (art. 137 Br.W.Reg.).

b. Eerdere schenkingen van onroerende goederen gelegen in het buitenland worden niet in aanmerking genomen.

Voorbeeld

Ouders schenken samen een appartement ter waarde van € 500.000 aan hun zoon. Indien de ouders twee jaar geleden samen reeds een bouwgrond ter waarde van € 150.000 geschonken hadden aan hun zoon, zouden er op de schenking van het appartement € 49.500 in plaats van € 27.000 schenkingsrechten verschuldigd zijn.

Berekening: [(75.000 x 0%) + (75.000 x 3%) + (100.000 x 9%) + (75.000 x 18%)] x 2 (deel vader en deel moeder).

Schenken in schijfjes

Door dit progressievoorbehoud voor onroerende schenkingen kunnen de schenkingsrechten sterk oplopen, afhankelijk van:

·        de grootte van het te schenken onroerend vermogen;

·        het aantal schenkers;

·        het aantal begiftigden.

Men kan dit progressievoorbehoud echter vrij eenvoudig omzeilen door onroerende goederen te schenken in schijfjes. Concreet houdt dit in dat men onroerende goederen gefaseerd gaat schenken, met tussenpozen van drie jaar. Deze werkwijze kan men zelfs toepassen op één en hetzelfde onroerend goed.

Toelichting 

Bij een schenking in schijfjes zullen wel bijkomende notariskosten verschuldigd zijn aangezien er meerdere notariële schenkingen moeten verleden worden. Dit zal doorgaans echter geenszins opwegen tegen de bespaarde schenkingsrechten.

Voorbeeld

Vader en moeder wensen hun appartement in Knokke met een verkoopwaarde van € 1.200.000 te schenken aan hun zoon. Indien ze dit in één keer schenken zal er in totaal € 180.000 schenkbelasting verschuldigd zijn ((€ 150.000 x 3%) + (€ 100.000 x 9%) + (€ 200.000 x 18%) + (€ 150.000 x 27%) x 2 (deel vader en deel moeder)). Men betaalt dus gemiddeld 15% schenkingsrechten.

Door dit appartement echter in schijfjes te schenken met tussenpozen van minstens drie jaar kan men het tarief van de schenkingsrechten verlagen tot 3%. In totaal zullen er dan slechts € 36.000 schenkingsrechten verschuldigd zijn, hetgeen een besparing betekent van € 144.000.

Concreet zullen vader en moeder ieder in vier fasen een eigendomsdeel ter waarde van € 150.000 schenken. Laat men steeds exact drie jaar tussen de verschillende schenkingen, dan zal het volledige appartement geschonken zijn aan de zoon in jaar N+9.